Vragen of ideeën?

Laat het weten...

Mooi verhaal Ploon

Inleiding
Dit verhaal gaat over het leven van Ploon Bol (1907-1999) gezien door de ogen van haar zoon Jan (1937), die deze levensloop optekende aan de hand van de vele gesprekken die hij met z’n moeder voerde. Jan koos ervoor om het verhaal in briefvorm ‘van Ploon aan Paul’ te vertellen. Paul (1950) is de jongste zoon van Ploon (en dus de jongste broer van Jan).

Dag jongen
Hier even een woordje van mij, ik had gehoopt dat je broer al eerder ‘t een en ander over de tijd van vóór je geboorte had verteld, maar nee hij is met andere dingen bezig. Ik zal wat druk uitoefenen, zodat hij wat inspiratie krijgt, want daar mankeert het bij hem aan. Hoe m’n vader aan m’n moeder komt vertelt het verhaal niet, maar meestal is ‘t van een bruiloft komt een bruiloft. Ik kwam als derde meisje in ‘t gezin Bol op de wereld, dus ja, ik had al twee zusjes Greet en Anneke. Papa had een zuivelwinkel op de hoek van de Haagse Vinkensteynstraat en de Noorderbeekdwarsstraat. De zuivelhandel kwam voort uit de boerenstand, je had immers verstand van boter, kaas en eieren. Boerenstand, wat betekend dat eigenlijk? Nou mijn moeder was een van der Voort, een welgestelde familie uit Rijswijk. Papa had een grote familie in Loosduinen, maar daar had de familie, door vererving, de verschraling binnengehaald en bleven er enkel wat keuterboeren over. Ze hadden een gemengd bedrijf, wat koetjes en tuinbouwwaar en daar moesten ze het mee doen. De kinderen van die grote gezinnen trokken naar de stad om de producten van de boerderij te verkopen. Vererving hield ook in dat bij overlijden wel werd geërfd, maar niet werd uitgekeerd. Het boerenbedrijf werd zo in stand gehouden.

Spanningen
Borg voor elkaar staan en niet de erfenis uitgekeerd krijgen, zorgde voor veel spanningen in de familie. Zo kon het gebeuren dat mijn opa v.d. Voort voor zijn zonen nog twee woningen, met land en stallen kocht. Één bedrijf aan de Van Vredenburchweg op de plaats waar nu Tedo voetbalt. Het andere bedrijf was naast zijn eigen woning aan de Kleiweg gevestigd. Zelf beheerde hij een bedrijf van zo’n 55 hectare.
Zo, nu weet je zo’n beetje wat er vroeger speelde op het vlakke land van Rijswijk en omstreken. Terwijl moeder mij verzorgd en de winkel bijhoudt, pappa z’n klanten bediend en ze voorziet van verse zuivel, slaat de gevreesde ziekte tuberculose toe. Pappa wordt ziek terwijl ik nog maar een zuigeling ben, hij verzwakt aanzienlijk en de tbc heeft hem in de greep, een opname in een sanatorium volgt. Waar en hoelang pappa ziek is weet ik eigenlijk niet, maar de winkel moet doordraaien, anders is er niet veel te eten.

Ome Toon
Gelukkig is mama snel geholpen, als een zus van mama voorstelt dat haar man ome Toon Houtman de honneurs wil waarnemen. Nou ome Toon was allesbehalve een goede winkelier. Al snel volgde na ome Toon de hele veestapel, het was immers makkelijker het paard, de koe, het varken en de geiten op de binnenplaats achter de winkel te hebben, dan her en der verspreid over de stad. Nou je begrijpt wel dat ‘t propere winkeltje van moeder er spoedig uitzag als een stal. Het paard werd via de winkel gevoerd, de koe en de geit volgde ‘s morgens en ‘s avonds dezelfde weg, om te kunnen grazen aan slootkanten en in bouwlandjes. Het varken mocht op de binnenplaats blijven en werd gevoerd met groenteafval, aardappelschillen en etensresten. Je begrijpt natuurlijk wel, binnen de kortste keren was de mooie zuivelwinkel een verzuurde stal met poep stro en andere smerigheid. De klanten liepen weg, maar ome Toon met z’n beesten bleven, een failliete boedel was het resultaat.

Het Fort
Er werd een oplossing gevonden door met de familie naar Rijswijk te verhuizen. Het Fort aan de Van Vredenburchweg werd het nieuwe domein, daar woonde verschillende gezinnen met weinig of geen inkomen en pappa is nog steeds ziek. Kommer en kwel heerst er alom en m’n zusje Anneke heeft ook niet z’n goede gezondheid, weet eigenlijk niet of ik er nog een broertje bij krijg. Al hoewel we allebei hierboven wonen, heb ik hem nog nooit gezien of gesproken om het hem te vragen. O ja met pappa gaat het weer wat beter, het leven wordt weer wat dragelijker. Er komt een dag dat hij weer naar huis mag, hoelang hij ziek is geweest weet ik niet, ik ben dan ongeveer twee en een halfjaar.

Boer Zalm
Omdat de boerenstand elkaar wel wil helpen, vindt hij werk bij boer Zalm aan de Kleiweg vlakbij café Jansen. Het nieuwe onderkomen is een dagloners huisje, het omvat een woonkamer met bedstee, een onbeschoten zolder en groentetuintje. Het ligt verscholen tussen de boerderij en ‘t café aan de Kleiweg. Pa moest hard werken van ‘s morgens vroeg vóór het melken tot ‘s avonds laat na het melken. Dit werken heeft hij zo’n tien jaar vol gehouden en toen werd pappa opnieuw ziek. De tuberculose vrat opnieuw aan hem en het sanatorium volgde weer. O ja, we kregen in die tijd ook nog logees, opa en oma v.d.Voort kwamen bij ons logeren. Tante Jans kwam ook weleens langs en trakteerde dan op opzetkaakjes bewerkt met suikerfondant, dat was smullen al moesten we nu wel delen met twee broertjes namelijk Dorus en Jan. Anneke neemt afscheid van ons, haar gezondheid neemt zienderogen af en we zijn er erg verdrietig over, maar mama houdt zich geweldig en blijft zo goed mogelijk voor ons zorgen.

Papsau
Opa en oma v.d. Voort gaan weer zelfstandig wonen, gelukkig maar want de ruimte was er niet naar. Ze gaan richting Papsau waar ze een nieuw bestaan opbouwen. Na lang speuren vermoed ik de oorzaak te kennen van de problemen welke er in die tijd speelde. De vader van opa v.d. Voort had voor zijn zonen drie boerenbedrijven aangekocht. Niet met hypotheken (die bestonden nog niet) maar met Borgen en erfenis constructies. De zoon die op de van Vredenburchweg woont (zie Tedo voetbalveld) komt te overlijden. Laat een weduwe en twee dochters achter, die de boerderij moeten verlaten. De dochters
worden afgestaan en trouwen later met Gordijnen uit Voorburg, familie van Els. De zoon in de woning aan de Kleiweg moet van de borgen en erflaters door slecht beheer en ruime borreltijden de woning verlaten. Ze logeren in dagloners huisje.

Niet makkelijk
Ja, papa en mama hadden het niet makkelijk, boer Zalm komt de huur opzeggen want er moet een nieuwe knecht gehuisvest worden. Ik heb net de lagere school aan de van Vredenburchweg afgemaakt en hoefde het loopje door de polder om naar school te gaan niet meer te maken. Mama heeft via via, een kotje weten te bemachtigen in de Doelenstraat, het derde kotje rechts. Het was er vochtig en tochtig. De hudo was buitenshuis geplaatst en moest gedeeld worden met de Brouwers en Leeuwenbergen. Och jongen wat was dat vies, ‘t stonk er erg en de drollen en urine lagen door de hele ruimte verspreidt. De ouders waren constant in de lorum en de kinderen gehandicapt of niet wijs. We waren er allemaal erg verdrietig onder maar moeder wist er altijd wat van te maken. Af en toe ging mama op bezoek bij papa, maar ik kan me niet herinneren dat ik er ooit geweest ben.

Zonnetje
Het wordt weer zonniger in ons leven, papa herstelt goed en ik krijg er een lief zusje bij. Eindelijk, er is feest want papa is weer thuis, niet dat hij sterk is, maar toch alles gaat goed komen. Werken op de boerderij is er niet meer bij, hij gaat in de comestibles. Aan de overkant van de Doelenstraat op de hoek van de Schoolstraat komt een woning leeg, er wordt een schot geplaatst halverwege de kamer. De ruimte naar de deur wordt winkel achter het schot wordt gehuisd. Er is weer bedrijvigheid, er wordt weer geld verdiend en er wordt gepoft. Papa ging met z’n opschrijfboek de hort op en bezocht klanten, meestal boeren uit Rijswijk en weide omgeving. Papa vindt het een geweldig idee als we voorstellen dat wij de boodschappen gaan rondbrengen. Nog meer goed nieuws, er wordt een erfenis uitgekeerd. Of het van papa of mama’s kant is weet ik niet. Wel dat het ongeveer 500 gulden is. Er worden nieuwe plannen gesmeed, het gezin en de zaak verhuizen naar de Schoolstraat hoek Tuinstraat en de zaak floreert steeds beter.

Crisis
Maar o jee, de crisis komt eraan en papa’s gezondheid wordt slechter, wel hebben we nog een lief zusje gekregen, Corry noemde papa en mama haar. Papa verleende steeds meer krediet aan z’n klanten, vooral als de klanten hun waterlanders en snotteren niet konden bedwingen. De tijden werden steeds slechter, mijn papa overlijdt als hij nog geen vijftig jaar is. Moeder doet de zaak van de hand, maar of er nog wat overblijft weet ik echt niet. We vertrekken naar de Stadhouderstraat tegenover melkboer van Leeuwen.

Jamin
In Holland gaan de mensen steeds meer snoepen en handige zakenmensen spelen daarop in. Jamin is zo’n handelaar. Moeder zoekt contact met die firma en als meneer Jamin zegt dat je als filiaalhouder ook nog twee meewerkende dochters moet meebrengen, is de deal snel gesloten. De winkel was een niet zo’n groot buurtwinkeltje en was van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds tien uur open, zeven dagen per week. Moeder, Greet en ik moesten verkopen en schoonhouden en dit alles voor een gezamenlijk inkomen van veertig gulden per week. Laatst heb ik met Jan nog voor de winkel gestaan, ik droomde terug naar die tijd zelfs het naambordje Van der Maarel was nog niet verwisseld. Stiekem moest ik een traan wegpinken bij de gedachten aan die moeilijke tijden.

Keesie
Keesie zo noemde ik mijn vriendje altijd liefkozend als ik vertelde nog niet te kunnen trouwen omdat ze dan brodeloos waren. Met alle begrip hielp Keesie nog verhuizen naar een groter winkelpand aan de Mient. Aan de Mient was het goed toeven, m’n zusje Annie is inmiddels oud genoeg om ook in de winkel te mogen werken. Greet en moeder beheren de winkel. Als moeder een beroerte krijgt en overlijd als ze zesenvijftig is zijn Cor en ik al enkele jaren getrouwd en moeder heeft Bert (ons eerste kindje) nog gekend die in 1933 is geboren.

Ploontje.

× Whatsapp